© Paul D'Haese

Zeyp (1997), Hans Verhaegen

Muurschildering op buiten- en binnenmuur in gemeenschapscentrum De Zeyp in Ganshoren.

Ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van het gemeenschapscentrum De Zeyp werd aan Hans Verhaegen gevraagd een kunstwerk te realiseren in het gebouw. De kunstenaar koos voor een lange blinde muur ergens halverwege in het gebouw. De muur staat buiten maar ook binnen. Door de ondiepe tussenruimte ontstaat, vanuit de gang gezien, een soort lange kijkkast die als het ware in zestien delen wordt versneden door de raamprofielen van de glaswand. Op de buitenmuur staat in grote stevige letters het woord ‘zeyp’ geschilderd met forse schaduw zoals bij grote muurpubliciteit. Daardoorheen is een ruimtelijke omgeving gesuggereerd samen met een hele reeks figuren. Een doorlopende tekening over de zestien raamdelen vult het tafereel verder aan. Bij de minste beweging van de toeschouwer lijkt de raamtekening te schuiven ten opzichte van de muurschildering.

(uit: Beeldpleister(s), zestien artistiek gemanipuleerde plaatsen in Brussel)

Zeyp, Hans Verhaegen
© Paul D'Haese

Visueel spel tussen twee wanden

In 1997 maakte beeldend kunstenaar Hans Verhaegen op uitnodiging van De Zeyp een muurschildering voor het gemeenschapscentrum, getiteld ‘Zeyp’. Het werk werd in het voorjaar 2014 gerestaureerd. Een uitstekende gelegenheid om samen met de kunstenaar terug te blikken op deze kunstopdracht.

Hans, hoe sleepte jij deze kunstopdracht in de wacht?

Het jaar voordien had ik een tentoonstelling in De Zeyp gedaan. ‘Ronker’ heette die, wat verwijst naar een dikke vlieg. Ik schilderde toen niet alleen op de muren en de vloer van de polyvalente ruimte die me was toebedeeld, maar ook op de vensterpartij. Voor passanten leek ik vast op een vlieg die tegen het raam plakt (lacht). Deze tentoonstelling heeft zeker een rol gespeeld in het feit dat men mij een jaar later voor deze opdracht vroeg. Ik had voor ‘Ronker’ een maand lang in De Zeyp gewerkt: dan leer je ook de ploeg kennen. Het was een erg fijne tijd, een prettig samenwerken. ‘Ronker’ moest na de tentoonstellingsperiode opnieuw overschilderd worden. Men vond dat erg spijtig. Toen ik al aan ‘Zeyp’ werkte, kwam plots Marcel, een medewerker van het gemeenschapscentrum, langs. Ik moest met hem meekomen. ‘Voel daar eens’: hij vroeg me om met mijn hand te voelen op een plek op de muur waar ik voor ‘Ronker’ in dikke verf een wereldbol had geschilderd. Je voelde de tekening nog in reliëf. ‘Het is er nog’, zei Marcel. Dat vond ik erg schoon, erg pakkend. Het was fijn samenwerken met hem, ook met Roland.

Het werk ‘Zeyp’ situeert zich in een smalle doorgangsruimte in het gebouw. Waarom koos je voor deze locatie?

De locatie was op voorhand uitgekozen door de mensen van De Zeyp. De centrumverantwoordelijke Ivo zei: ‘Hans, jij mag hier jouw ding doen’ (lacht). Het is geen evidente ruimte: de gang is erg nauw, nog geen tachtig centimeter breed. Aan één zijde heb je een glazen wand, die door groene profielen in verschillende vensterpartijen is opgedeeld. Deze glazen wand geeft uitkijk op een lange, blinde muur. Mijn eerste reactie toen men mij deze locatie toonde? Ik polste eens voorzichtig: ‘die groene raamprofielen, gaat daar nog iets mee gebeuren?’ (lacht). Ik wou die aanvankelijk weg. Toen dat niet mogelijk bleek, heb ik nog even overwogen om ze opnieuw te schilderen maar dan heb ik beslist: neen, eigenlijk wil ik de context niet te veel aanpassen. De Zeyp is De Zeyp en dergelijke gewone profielen: dat is de realiteit van een gemeenschapscentrum. Ik moet daarmee werken! Enkel de muur heb ik laten bezetten, die was namelijk zeer oneffen (lacht).

Je maakte een werk op twee niveau’s: je bracht op zowel de blinde muur als op het raam een tekening aan. Hoe kwam je op die idee?

Van meet af aan was het me duidelijk: ik ga hier geen schilderijen aan de muur hangen; ik ga iets doen met die raampartij en die blinde muur. Wat interessant is aan werken in opdracht is dat je dingen kan doen die je in je atelier niet snel zal doen: ik kan in mijn atelier ook op glas schilderen maar daar heeft dat weinig zin. Hier had het wel zin! Bovendien zat ik, met ‘Ronker’, al wat op dat spoor. Toch is ‘Zeyp’ helemaal anders dan ‘Ronker’. Wat mij bij de realisatie van ‘Ronker’ fascineerde, was het spel met licht: hoe het werk elke seconde van de dag veranderde naargelang van de zonsinval in de ruimte. Voor ‘Zeyp’ zat ik met een ruimte waar de zon amper binnenschijnt. Het is bovendien een passageruimte: mensen lopen hier voorbij. Daar moest ik op inspelen. Ik wou passanten een beeld meegeveven dat, telkens wanneer ze hier passeren, mogelijk anders is. Wie hier voorbij komt neemt niet de tijd om de tekening te analyseren en let er wellicht niet op dat het om twee tekeningen gaat die, wanneer je langsloopt, verschuiven ten opzichte van elkaar. Je wandelt voorbij en je ziet een fragment, een moment...

De tekening toont verschillende figuren: een suppoost, iemand die een speech geeft, een vrouw die poseert, ... en dat allemaal binnen een ruimtelijke omgeving. Kan je ons vertellen hoe dat beeld tot stand kwam?

In die periode was ik fel bezig met collages: het bij elkaar plaatsen van tekeningen en figuren om er andere beelden mee te maken. Ik kon geen krant of magazine open doen of ik plukte er figuurtjes uit die ik doortekende. Dozenvol had ik! Ooit probeerde ik ze te catalogiseren maar er waren altijd wel knipsels die nergens bijhoorden. Voor ‘Zeyp’ had ik al vroeg de idee om iets te doen met het beeld van de meisjes die over een muur kijken, gebaseerd op een foto uit een tijdschrift. De gebouwen die je ziet bevinden zich grotendeels in de buurt van De Zeyp: ik fietste hier toen vaak rond. De titel van het werk, ‘Zeyp’, bracht ik in reclameletters op de achtergrond van de tekening aan. Vele van de figuren die je ziet zijn aan de slag: ze doen iets. Zo wou ik inspelen op de atmosfeer van De Zeyp, waar ook van alles gebeurt. Andere figuren verwijzen naar het tonen van of het kijken naar iets: dat is gelinkt aan mijn achtergrond als beeldend kunstenaar.

En de ruimtelijke omgeving waar je de figuren in plaatste, waar komt die vandaan?

Die ruimte is gebaseerd op mijn toenmalige atelier. Om deze ruimte door te tekenen, had ik een bijzondere techniek. Op een statief plaatste ik een glasplaat, waar ik doorheen keek. Zo kon ik een breed panorama tekenen. Tegelijk is het moeilijk omdat je niet goed weet waarop je te fixeren: op de glasplaat of op de ruimte. Dat zorgt voor een specifieke kwaliteit in de lijnvoering van de tekening.

Mag je als bezoeker een verhaal zoeken achter het beeld?

Wanneer je zaken zoals een religieus figuur en een terraszetel bij elkaar zet, weet je dat dit een spannende combinatie oplevert. Misschien nodigt dat een publiek uit om er een verhaal of een betekenis achter te zoeken maar ik was daar niet bewust mee bezig. Voor mij ging het niet om een verhaal maar om een puur vormelijk spel. Ik bracht figuren samen op basis van kleur, vorm of grootte- alsof ik abstract aan het tekenen was. Je moet weten: we hebben het over het pre-computertijdperk. Ik kon de schaal van de snippertjes die ik uit tijdschriften en dergelijke doortekende, niet veranderen. Of een figuurtje klein of groot was, bepaalde bijvoorbeeld mede of het op de voor- of achtergrond terecht kwam.  Als startpunt maakte ik verschillende voorontwerpen. Eerst werkte ik op de compositie, daarna ging ik experimenteren met verschillende kleuren. Dat betekende dus: ik kopieerde de tekening meerdere malen en kleurde die telkens met kleurpotloden verschillend in (lacht). Nu, ik deed wel al dat voorbereidende werk maar eens ik op de locatie aan de slag ging, deed ik toch mijn goesting. Met de smalle doorgang was het niet gemakkelijk werken. Ik had alle figuren in het groot uitgeknipt. Ik tekende de contouren over en vulde de tekening nadien verder in. Een archaïsche manier van werken, nietwaar (lacht).

Op dit moment ben je vooral bezig met computerkunst. Hoe kijk je terug op dit en ander vroeger geschilderd werk?

Ik zie mijzelf niet als een digitale kunstenaar en ik zie ook geen verschil tussen een computer of een verfborstel: het is telkens een middel waarmee ik mijn ding kan doen. Natuurlijk heeft een computer een paar eigenschappen die een verfborstel niet heeft. Bijvoorbeeld: reeds voor ik met een computer werkte was ik gefascineerd door hoe je dingen kan combineren. Ooit heb ik mij eens beziggehouden met acht verschillende tekeningen op verschillende wijzes te combineren. Ik tekende ze op een transparant en legde ze in steeds wisselende combinaties op elkaar: ik kwam tot 255 combinaties. Ik stond dan dus een ganse dag in een kopiecentrum (lacht). Met een computer is zoiets eenvoudiger geworden. Mensen vragen mij soms of ik nog schilderijen zal maken. Misschien, ik sluit dat niet uit. Ik plan dat niet. Ik heb nooit gedacht: nu moet ik beslissen in welk medium ik ga werken. Het zijn in de eerste plaats de omgevingsfactoren die een keuze duidelijk maken. Zoals de passagegang van De Zeyp mij beïnvloedde om op de raampartijen te schilderen, zo zou mijn werk er vast helemaal anders uit gaan zien indien ik morgen onverwacht een groot atelier zou krijgen.

In dat geval wensen we je naar de toekomst toe nog vele uitdagende en inspirerende werkomgevingen toe!