© Liese Lattrez

Zonder titel (1991), Narcisse Tordoir

Transparante ijzeren beeldsculptuur aan de gevel gemeenschapscentrum De Linde in Haren.

‘Toen de verbouwing van het gemeenschapscentrum aanvatte, werd aan Narcisse Tordoir gevraagd om een sculptuur te maken.

De transparante beeldsculptuur verloopt in het verlengde van de smalle raampartijen en neemt de vorm aan van vensterluiken. Binnen deze basisconstructie vertoont zich een samenvoeging van meerdere eenvoudige tekens, pictogrammen. Deze figuratie laat alle ruimte aan de verbeelding en betekenistoekenning van de toeschouwer. Het is een open structuur voor meerdere lezingen en associaties’

(Beeldpleister(s), zestien artistiek gemanipuleerde plaatsen in Brussel, publicatie VGC)

Zonder titel, Narcisse Tordoir
© Liese Lattrez

Haren

Haren is een verborgen dorp, haast niet te lokaliseren met de gps en verdwijnend tussen spoorwegbruggen, loodsen, leegstaande panden uit een zwaar-industriële, glorierijke periode en als non-dorp geplaagd  door hels lawaai via laag over het dorp scherende vliegtuigen die in een draai de wijde wereld invliegen.

Het is merkwaardig daar een dorpspleintje aan te treffen dat “als geplukt” lijkt uit één van de landelijke dorpskernen die Vlaanderen nog rijk is en met man en macht in stand weet te houden.

Het plein doet zelfs onwezenlijk aan; als een sur-reëel decor - met een kerkje, politiesecretariaat, een multi-culti-dorpswinkel, een muziekclub én een gemeenschapscentrum - dat zich verschanst in de oprukkende chaos en urbane verwaarlozing, inclusief een desolaat schrootbedrijf in de buurt als een metafoor voor datgene wat was en nog is.

Haren is een dorp met blutsen en builen; als een hapering van en tussen het opofferen van levenskwaliteit ten voordele van ongerijmde economische vooruitgang van industrie, distributie en andere (n)ijverheid.

GC De Linde

In een hoek van het dorpsplein staat Gc De Linde – in rode baksteen met de voordeur op slot als preventie en veiligheid. Het is een gebouw met een open ruimte waar eind Augustus een heus springkasteel stond opgesteld voor het kleine (en oef) mooi gekleurde kleine volkje dat zich koninklijk uitleefde in en op het 'luchtkasteel'. De gemeenschap vindt hier een 'thuis'; de gemeenschap wordt op deze plek aan elkaar gehouden via een openbare “lijmende” plek.

De cultuur viert hier als desem van het samenleven 'feest' – de ontmoeting en het zinvol verdrijven van de tijd staan hier centraal.

Kunst

Aan de zijgevel en dat sedert 1991; ambachtelijk uitgevoerd in smeedwerk, zijn drie deels vrij tegen de gevel gemonteerde luiken te zien die het formaat volgen van de langwerpige vensters van de  ietwat zieltogende architectuur van het Gemeenschapscentrum. Je kijkt er doorheen – het zijn transparante luiken waarin – geometrisch gecomponeerd – in keurige vakjes tekens te zien zijn die niet meteen een welomlijnde inhoud weergeven. Het is een schitterend voorbeeld van hoe de kunstenaar al van midden de jaren tachtig probeerde om zijn kunst op een zo klaar mogelijke manier te organiseren en daartoe gebruikte hij eenvoudige tekens – als een soort pictogrammen die zijn kunst meteen een speels en toegankelijk cachet verleende – ver weg van de schilderkunst die was gebaseerd op theoretisch onderzoek of teruggreep zoals bij de “Neue Wilde” naar een heftig uitschilderen van emoties en gevoelens. Ja, in de jaren tachtig beseften de kunstenaars plots dat ze weer in alle vrijheid konden schilderen en dat deed men dan ook heel gretig en met veel verf !

Narcisse Tordoir (1954) deed daar niet aan mee en wist kunst  te maken in eenvoudige en overzichtelijke rasters die hij vulde met heldere tekens, ingekleurd met opvallend 'vrolijke' kleuren. Soms monteerde hij kleurrijke objecten in zijn in vakjes opgedeelde kunstwerken, die de vorm aannamen van een groot vierkant. Narcisse Tordoir spreekt liever van constellaties van bij elkaar gebrachte tekens waarin geen eenvormige logica is te bespeuren zoals dat wel het geval is tussen de woorden die wij samenbrengen tot een zin waarin een begrijpelijke boodschap zit voor diegenen die de tekst lezen. De tekens in zijn werk waren heel direct en eenvoudig aanwezig; meestal visueel met duidelijke, aangestreepte contouren en opvallend ingekleurd.

Een boom, een piramide, een venster, een vaas, een bril, een sleutelgat, een man met baard, een bel, een boom, twee harten... Soms maakten/maken kunstcritici  een verwijzing naar het werk van de bekende Brusselse kunstenaar/surrealist  René Magritte,  en ja Narcisse Tordoir weet inderdaad heel veel van deze kunstenaar die vooral bekend is van het kleine schilderij  “ceci n'est pas une pipe”. Zijn fascinatie voor René Magritte en wat deze Brusselse grootmeester heeft geschreven is merkbaar in de vele schetsboeken waarin hij de relaties tussen vorm, teken en inhoud bestudeerde  via notities en tekeningen.  René Magritte vroeg zich via de schilderkunst  af waarom bijvoorbeeld een pijp, alsook de afbeelding ervan 'een pijp' werd genoemd en niet bijvoorbeeld een borstel. Magritte verwonderde zich over het geven van namen aan de dingen die ons omringen en wist die logica te doorbreken door onder een geschilderde afbeelding van een gekend object of ding er een andere naam onder te schilderen in een sierlijke, haast schools aandoende stijl.

Op die manier probeerde hij de verwondering over de dingen scherp te stellen en de directe relatie tussen een ding en de benaming in vraag te stellen. En dan komen we al snel in het domein van de poëzie, waar woorden niet afhankelijk zijn van de regeltjes van de spraakkunst en van de exacte benaming van de dingen. Net zoals in de poëzie is de vrijheid het hoogste goed in de de beeldende kunst !

Zoals de meeste kunstenaars wou Narcisse Tordoir met zijn kunstwerken helemaal niet verhaaltjes opdringen aan de toeschouwers. Hij wilde met zijn werk een zo groot mogelijke openheid vrijwaren en de toeschouwers van klein tot groot (die dat willen!) aanzetten om zelf de aparte tekens van het kunstwerk  in te denken tot een hoogst persoonlijk verhaal ! Zo een kunstwerk noemen ze een  “open” kunstwerk; een kunstwerk dat iets doet vermoeden en de kijker in staat stelt om zelf het kunstwerk op een creatieve manier met persoonlijke inhoud  in te vullen en/of  te interpreteren.

1987

1987 was een belangrijk jaar voor Narcisse Tordoir; zijn werk kreeg een heel mooie expo in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel en de catalogus die erbij hoorde was ook zeer geslaagd !

Op de eerste binnenpagina van de publicatie stond een afbeelding afgedrukt van een werk in smeedwerk uit 1987, met een formaat in vierkant van 160 x 160 cm. Het werk hing met één zijde met scharnieren  tegen de muur, alsof het een deur betrof die op een kiertje stond...

Dit werk was van grote invloed op een aantal latere werken die Narcisse Tordoir maakte als kunst in opdracht voor de publieke ruimte en daar hoort ook  het werk bij voor het Gc de Linde in Haren.

Ronduit fenomenaal is de sculpturale toevoeging in 1993 van Narcisse Tordoir aan een ruim rond gebouw met opening,  die hij “vulde”/betekende  met een enorm raster van tekens in zwart smeedwerk. Op het KNSM-eiland in Amsterdam wist de kunstenaar de architectuur helemaal  te respecteren en er een soort van tekening aan toe te voegen zodat de lectuur van een deel van het gebouw zich manifesteerde als één groots doorzichtig teken-verhaal dat meedeinde op het wisselen van het weer (de lucht);  van noodzee-grijs naar azuurblauw.

1987 was ook het jaar waarin het 5-minuten korte kunstprogramma “Kunstzaken” een generiek/indicatief liet ontwerpen door Narcisse Tordoir. Het indicatiefje zit nog fris in het geheugen van veel mensen; het filmpje toonde een opeenvolging van aparte kleurrijke tekens – vergezeld met telkens een stukje geluid dat helemaal apart functioneerde van die visuele  tekens. Eindigen deed het filmpje mét grote publieke impact met een groetend mannetje met bolhoed – dat bleek zijn schoonvader te zijn die op de scheepswerf werkte in Temse. Het is die man die alle prachtige werken in smeedwerk produceerde.

Het BRT-filmpje toonde in tegenstelling tot een werk tegen de muur aparte beeldsequenties die nooit als één geheel konden worden gezien. De teevee-kijker moest de opeenvolgende beelden reconstrueren in gedachten – het was een werk waarin de tijd werd geïntroduceerd in het werk van Narcisse. Het was ook een begin om de paneeltjes haaks tegen een drager (muur of paneel) te monteren zodat de toeschouwer het geheel nooit te zien kreeg en het geheel in gedachten diende te reconstrueren. Het kunstwerk verplicht de bezoeker langsheen het werk te wandelen om alles in fragmenten te zien en bijgevolg (visueel) geconfronteerd te worden met telkens een andere verschijningsvorm van het kunstwerk ! Bij dit alles staat het concept voor het Gc De Linde er middenin.

Integratie & de straat op

Het gebouw Gc De Linde stond er al. Er was geen specifieke opdracht dan “iets” te maken met het bestaande gebouw. De architectuur was niet van speciale aard zodat in die tijd een voorstel  in smeedwerk een logisch gevolg was van zijn toentijds puntig artistiek onderzoek.

Het was voor Narcisse Tordoir toen ook in minder verhitte kunstmarkt-tijden een welgekomen en goed verloonde opdracht in perspectief van de zogenaamde 1% regeling om kunst 'vast' te plaatsen in een openbaar gebouw.  Zijn driedelig werk staat als het ware als een 'uitnodiging'  deels open zodat iedereen meteen de link ziet en voelt tussen de bestaande naar binnen geknikte vensters en de transparante met tekens gesmede blaffeturen van Narcisse Tordoir. Wie goed kijkt,  bemerkt  in de aparte rasters telkenmale het motief van een gordijn. Het beeld verschijnt van achter het motief van een gordijn - de privé-wereld van de bewoner...  - zodat het beeld/de uitbeelding van een gordijn een ander beeld tevoorschijn laat komen.

In feite is het titelloze werk in Gc De Linde te beschouwen als een 3d-aanwezigheid; je kan het werk op één bepaald gezichtspunt wel helemaal zien als een drieluik. Men kan er ook heerlijk langslopen en het werk op een schuinse manier ervaren ...

Eens men probeert de aparte beeldtekens te ontcijferen zoals een sleutelgat, een bloem, een pijp, een kamer en erotische toespelingen,  is men voorgoed de controle kwijt over het geheel en wordt men de gewillige prooi van de eigenste capaciteit om de verbeelding al dan niet  te “vieren”.

Dit werk in Gc de Linde is een weinig gezien én indrukwekkend  werk dat de fantasie prikkelt tot een nieuwgierigheid die rekt aan de grenzen van het onmogelijk denk- en inbeeldbare.

Ondertussen monteerde/integreerde  de gemeente in het kunstwerk een straatlamp – het is alsof de gemeente de hint naar verbeelding in concreto wilde toepassen door er haar gemeentelijk licht op te werpen ! De kunst verbeeldt...