i see so much it hurts my eyes, Lotte Van den Audenaeren

Pieter Vermeersch werd samen met Lotte Van den Audenaeren geselecteerd voor een kunstopdracht in GC De Rinck.
Zij gingen samen aan de slag en creëerden twee individuele ingrepen zodanig dat de dialoog tussen beiden een sterke architecturale ervaring genereert.
Beide werken werden onlosmakelijk verankerd in het gebouw en kunnen binnen het oeuvre van elke kunstenaar als essentieel bestempeld worden.

Lotte Van den Audenaeren grijpt in op de ruimte met een lichtprojectie. Immaterieel en present op een deel van de wand, raakt het werk de vloer en het plafond. De architecturale ruimte, alsook de veranderlijkheid en activiteiten binnen de ruimtelijke en inhoudelijke context fungeren als drager voor een glashelder beeld: i see so much it hurts my eyes. Het woordbeeld is stellig en pertinent, roept vragen op en is ambigu van aard.

Zowel het werk van Pieter als van Lotte hebben inhoudelijk gemeen dat perceptie een gegeven is dat voortdurend in beweging is, nooit definitief is en kritisch benaderd dient te worden. (foto: beeld van de centrale gang in GC De Rinck met een zicht op beide kunstwerken)

© vgc

Lees het interview met de kunstenaar

Naar aanleiding van het nieuwe gemeenschapscentrum De Rinck in Anderlecht werden Lotte Van den Audenaeren en Pieter Vermeersch uitgenodigd een kunstintegratie uit te voeren. Het werk van beide kunstenaars is te zien in een gang op het gelijkvloers. Pieter Vermeersch voerde een hem kenmerkende dégradé muurschildering uit in kleur die van wit aan de vloer uitloopt in geel aan het plafond. Ernaast bracht Van den Audenaeren een van haar woordbeelden aan dat leest als ‘I see so much it hurts my eyes.’ We polsten alvast bij Van den Audenaeren naar het hoe of wat.

Dit is niet je eerste kunstintegratieproject. Je realiseerde al eerder onder andere een werk in het metrostation Maelbeek, een markthal in Brooklyn en in een kinderdagverblijf in Mechelen. Kan je iets meer vertellen over dat laatste werk?

Het werk is een geluidsinstallatie en heet ‘Untitled (Prelude)’ (2016). De Vlaamse Bouwmeester nodigde me uit om een project te bedenken voor deze locatie.  Het werd een zeer bijzondere samenwerking. De installatie in het kinderdagverblijf verandert voortdurend: het is een momentopname en de perceptie is telkens verschillend.
Het werk bestaat uit een heel grote ronde spiegel, en een aantal sensoren in de ruimte rondom het spiegelbeeld. De werktitel was ‘Mirror Stage’, een verwijzing naar het werk van psychoanalyticus Lacan en het moment in de ontwikkeling van het kind wanneer het zichzelf herkent in een spiegel.
De tijd die kinderen in het dagverblijf doorbrengen, beslaat een periode in hun leven waarin het geheugen op een andere manier werkt dan dat van een volwassene. Alles gebeurt in het nu. In het latere leven hebben we geen performante herinneringen aan deze belangrijke periode die een basis legt voor de groei en evolutie van het kind. We kunnen deze periode beschouwen als een prelude van de toekomst.

Ik heb gekozen om een werk te maken dat voortdurend een andere verschijningsvorm heeft. Ik wou dat de ingreep voorzichtig en discreet was.
Vanaf het begin wou ik werken met materialen en media die veranderlijk zijn. Een spiegelbeeld, beweging en geluid liggen aan de basis van deze geïntegreerde installatie. Het ogenblik wanneer iets plaatsvindt en aan de waarneming verschijnt, is de plaats waar indrukken gevormd worden en betekenis ontstaat. Precies in dat moment wil ik werken: de plaats waar tijd en ruimte bij elkaar komen in het moment van de waarneming. In de loop van de tijd vormen zich herinneringen en wordt het geheugen opgebouwd. Door indrukken, ervaringen en herhaling worden het kortstondige, het vergankelijke en het veranderlijke betekenisvol. Deze installatie is verwant aan een ander werk, een portret van mijn grootmoeder. Ik heb haar lichaamslengte gebruikt als de diameter van een levensgrote ronde spiegel in diepblauw Murano glas. Een portret is een momentopname. Ook een spiegel toont een kortstondig beeld dat niet kan worden vastgehouden. Voor de installatie in Mechelen heb ik een veel grotere spiegeldiameter gebruikt – groter dan iemand ooit kan worden. De ondertitel van de geluidsinstallatie is ‘prelude’. Een prelude is een aanloop, de inleiding tot een latere fase. In de muziek is de prelude een compositie zonder vaste vorm die voorafgaat aan het eigenlijke werk. Op deze manier wou ik de installatie voor het kinderdagverblijf samenstellen en opbouwen: een beweeglijke, veranderlijke en open compositie, die telkens weer andere gedaanten kan aannemen en steeds anders zal klinken.

Hoe werkt de installatie?

De installatie bestaat uit een geluidswerk, aangestuurd door verschillende sensoren die geactiveerd worden door de aanwezigheid en beweging van mensen dichtbij de spiegel. Het geluidswerk werd ontwikkeld in samenwerking met componist en violist George Van Dam (gekend van Ictus Ensemble en composities voor onder meer Manon de Boer). Hij tekende basispercussielijnen uit en werkte aan een wonderlijke verzameling van tonen en klanken die harmonieus samenklinken. Er zitten naast fluit, xylofoon, bellen, gongs en andere percussie ook bijzondere klanken bij zoals vioolgeluiden die doen denken aan vogels. Samen met twee technici hebben we een systeem ontwikkeld dat ervoor zorgt dat het werk nooit dezelfde melodie genereert en altijd anders klinkt. Wanneer kinderen of volwassenen langer in de nabijheid van de spiegel blijven, wordt de melodie complex en meer gelaagd, naargelang de positie en activiteit van de personen.

Hoe waren de reacties?

Het doet me plezier te vernemen dat het werk nog steeds voor verwondering zorgt. Kinderen nemen er hun tijd voor en spelen met de klank en met het beeld in de spiegel. Het werk kreeg mooie kritieken en aandacht in de pers.
Ook de directeur van het psychiatrisch centrum, Luc Pelgrims, koestert het werk en vertelde me dat hij regelmatig de tijd neemt om de installatie te beleven. Onlangs heeft de bouwheer het werk ingediend voor de Prijs Wivina Demeester voor Excellent Bouwmeesterschap, categorie kunst in opdracht.
(Op 1 oktober 2019, enkele maanden na dit interview, krijgt vzw Emmaüs de titel van laureaat Prijs Wivina Demeester voor het project ‘Untitled (Prelude) in het Kinderdagverblijf De Zonnebloem in Mechelen
https://www.vlaamsbouwmeester.be/nl/instrumenten/pwdm19-kunst-opdracht-laureaat )

Als kunstenaar ben je vrij te maken wat je wil. Dat is toch anders bij kunst in de openbare ruimte. Wat zijn de parameters waar je rekening mee moest houden?

Bij kunst in de publieke ruimte zijn er een aantal zaken waarmee je rekening moet houden, zoals de montage van de apparatuur. Voor ALL THINGS WILL NEVER BE ALL THINGS (2014) in de Maelbeek-tunnel in Brussel was het mijn bedoeling om met een lichtprojectie een woordbeeld te vormen dat, net zoals ‘I see so much it hurts my eyes’ in Anderlecht, van de vloer tot het plafond reikt. De overheid was bezorgd dat het licht automobilisten in de tunnel kon verblinden en daarom werd de projectiehoogte gewijzigd.  Daarnaast realiseerden we extra bescherming en behuizing voor de apparatuur in de publieke ruimte.

Je projecties van woorden of zinnen noem je zelf een ‘woordbeeld’. In dit geval ’I see so much it hurts my eyes.’ Wat bedoel je met die zin?

De term ‘woordbeeld’ gebruik ik om dit soort werk te benoemen. Het is een beeld opgebouwd uit woorden. Sinds ik studeerde is – naast mijn eigen handschrift – Helvetica het lettertype dat ik voor al mijn projecten gebruik: het is helder en neutraal. Daar hou ik van. De uitspraak is ambigu en kan op meerdere manieren gezien en gelezen worden. Ik wil de lezing niet beïnvloeden of sturen: het beeld en zijn lezing blijven open.
Het woordbeeld raakt aan synesthesie, een fenomeen waar zintuiglijke ervaringen samenvallen. Of hoe een bepaalde ervaring ongewild andere zintuiglijke ervaringen teweegbrengt. Kijken kwetst niet, wat je ziet kan je wel raken. Het woordbeeld is tevens een kritisch en politiek statement over Brussel, waar ik werk en woon. Brussel is het allemaal: mooi, hard en complex. We kunnen onze ogen niet sluiten voor wat we liever niet zien – zorgzaamheid en medeleven zijn van groot belang, zowel in het dagelijks leven als in de politiek.

Veel van je werk is immaterieel. Is deze installatie opzettelijk een contradictie? Je zegt dat er ‘zoveel te zien is’ maar eigenlijk is er niets te zien, louter een lichtprojectie?

Mijn kunstpraktijk ontwikkelt zich vanuit een voortdurend onderzoek rond tijd en het momentane. Tijd heeft vele verschijningsvormen en is in die zin krachtig materiaal. Tijd valt echter niet eenvoudig te vatten: zodra een moment zich prijsgeeft, is het onherroepelijk verdwenen in het verleden. Filosofie, wetenschap en kunst kunnen beschouwingen en inzichten bieden.
Ik gebruik verschillende media en methoden zoals licht, geluid, maar ook textiel, fotografie, film, brons en keramiek.  Met deze middelen ga ik te werk zoals bij het editen van film: ogenblikken worden geïsoleerd, vertraagd of even gestopt.
Geluid en licht – media zonder tastbare materialiteit – lijken te ontsnappen aan onze perceptie. Ze zijn evenwel daadwerkelijk aanwezig en hebben een fysieke impact. Zo kunnen we door licht kleur ervaren.

Het past binnen de rest van je oeuvre, dat vluchtig is en immaterieel…

Duur en tijdelijkheid zijn radicaal aanwezig in mijn werken en installaties: geluiden en visuele verschijningen treden kort op, slijten, smelten, verdwijnen. Ze zijn beperkt in de tijd vanwege vluchtige of tijdelijk beschikbare materialen of vanwege een veranderlijke context. Bepaalde werken bestaan door de positie en de perceptie van de kijker. Andere werken tonen zich door hun expliciete afwezigheid.

Dat immateriële past ook binnen het dégradé van Pieter Vermeersch waarbij één kleur geleidelijk aan overgaat in een andere. Jullie hebben twee aparte werken gemaakt. Maar er is toch een dialoog.

De uitnodiging om deze kunstintegratie te realiseren kwam tien jaar geleden. Pieter en ik hebben elkaar regelmatig ontmoet en gesproken om een gezamenlijk project te ontwikkelen. Om technische redenen bleek dit project niet meer realiseerbaar. Daarom hebben we besloten om twee aparte werken te brengen. De langgerekte inkomhal leek ons een interessante locatie, en voldoende ruim voor beide ingrepen.

Een gang is geen evidente ruimte. Je kan ook niet ver staan om het te zien. Het is een non-lieu, net zoals je voor een gang koos in Mechelen en Maelbeek….

Dat is een mooie opmerking. De Maelbeek-tunnel is een transitzone of non-plaats: mensen bewegen erdoorheen om op een bestemming te raken. ‘ALL THINGS WILL NEVER BE ALL THINGS’ gebruikt beide wanden van deze tunnel om een lichtprojectie te maken: ‘forget &’ aan de ene zijde, ‘remember’ aan de andere kant. De lichtprojectie wordt onderbroken en gespiegeld door bussen en grote voertuigen. Aanwezigheid en beweging zijn factoren die ook de geluidsinstallatie ‘Untitled (Prelude)’ in de inkomhal van het kinderdagverblijf in Mechelen activeren.

Hoe zie je de rol van de toeschouwer? Door er langs te lopen en ook de projectie over zich te krijgen wordt die haast een participant?

Deze projectie heeft een andere ruimtelijkheid dan een sculptuur. Het licht neemt plaats in, de ruimte blijft open. De positie van de projector maakt dat voorbijgangers het beeld op de wand kunnen onderbreken terwijl hun lichamen de lichtprojectie opvangen.

In een gemeenschapscentrum is de drempel lager dan in een museum of galerie. Hoop je zo ook een ander publiek te prikkelen?

Een gemeenschapscentrum is een ontmoetingsplaats, een ruimte voor nieuwe mogelijkheden. Ik ben dankbaar voor de vrijheid die ik heb gekregen om een nieuwe installatie te verwezenlijken in deze context.